Maandag 4 december 2017.
We zijn thuis, maar hier gaat het door met de drukte. Om 19.00 uur komt de kinderthuiszorg voor de kennismaking en in de tussentijd komen er ook nog veel familie en vrienden eventjes langs.
Iedereen wil ons even een ‘welkom thuis’ wensen, super fijn om iedereen weer thuis te zien.
Je bent moe, maar dit maal hoef je niet op een bed. Je mag lekker bij ons op de bank liggen. Sven en jij samen op de bank. Wij met ons allen. Zo fijn! En voor mij, onze eigen douche! Die had ik gemist zeg!
De kinderthuiszorg komt overleggen welke zorg jij nodig hebt en welke hulp wij nodig hebben. We praten over alles wat hun voor ons kunnen doen en maken afspraken over hoe dit eruit gaat zien. Net op dat moment zien we dat jij achter je oor, bij je gips een ‘vieze’ plek in je haren hebt. Met veel moeite kunnen we je haren aan de kant doen en zien we een grote vieze wond. Een drukplek. Beide raken we wat in paniek en kijken elkaar aan. Niet nu we net thuis zijn! Ergens zijn we gelijk bang voor de consequenties hiervan; “Straks moet je terug naar het ziekenhuis?’ De thuiszorg kijkt mee. We proberen er goed bij te kunnen en wat schoon te maken. We spreken af dat de thuiszorg morgen contact met de huisarts op neemt en dat we haar advies even afwachten. Voor nu dus even geen toestanden. Ook al balen we hier ontzettend van. Naast alles wat er is ook nog een drukplek van dat gips…
Het is de bedoeling dat jij in het bed in de woonkamer gaat slapen. We vinden ook dat jij niet alleen in de woonkamer kan blijven. Je vader slaapt bij je op de bank, maar ook nu slaap jij eigenlijk niet. Jij hebt je vader de hele nacht bezig gehouden en wat hij ook probeerde slapen ging je niet.
De thuiszorg komt vanaf nu elke ochtend rond 07.30 uur. Vandaag 5 december dus voor het eerst. Het is gek wakker worden. Buiten is het koud en beneden al lekker warm. De houtkachel brand en jij en je vader zitten op de bank naar de tv te kijken. En voordat we het weten staat ‘de zuster’ bij ons binnen. Ze komt jou en ons helpen. Ondertussen trekt Sven ook zijn kleding aan en begint met zijn ontbijt. Hij gaat vandaag weer naar school, een leuke dag voor hem. Sinterklaas komt. Hier staat ons hoofd helemaal niet naar, maar het zijne zeker wel. Je vader gaat met hem mee om samen op het schoolplein op de sint te wachten.
De thuiszorg gaat overleggen met de huisarts over je plekje. Later op de dag belt ze dat de huisarts met Nijmegen heeft overlegt en dat ze advies hebben gekregen hoe ze deze drukplek moeten behandelen. Dat gebeurt ’s middags.
De huisarts komt, de thuiszorg is er. We hebben doorgesproken hoe we het gaan doen. Je ligt op bed en we hebben je ‘los’ van je gips gehaald. Zodat we zo goed mogelijk bij het plekje kunnen. Alle spullen die we nodig hebben zijn steriel gemaakt. We gaan je haren zo kort mogelijk rondom je plek wegknippen. Je vind het spannend, je kijkt met grote ogen en je bent in paniek. Je vader en ik staan bij je en houden je vast. De verpleegkundige van de thuiszorg is met je wondje bezig. Je huilt en word boos. Je mag niet bewegen, je ligt los. We zingen liedjes. We proberen je te troosten. Eindelijk is het ‘klaar’ je haren rondom de aangedane plek hebben we weg kunnen halen. Het is een grote open wond die we nu alle dagen goed gaan verzorgen. Nadat we klaar zijn, moet je vader snel opschieten om Sven op te halen van school.
Iedereen vertrekt en je bent weer rustig. Inmiddels heeft Sinterklaas ook thuis allemaal tassen met cadeaus neergezet. Als Sven uit school komt weet hij niet wat hij ziet.
Jullie zijn flink verwend! Het is allemaal zo dubbel. Het gewone leven ‘moet’ doorgaan. Dus we “vieren” Sinterklaas, want dit ‘hoort’ zo, dit ‘moet’ . Vooral voor Sven. Maar voor mij hoeft het allemaal niet. Voor mij doen al deze dingen er even niet toe, alles is anders nu jij er zo aan toe bent. Waarom gaat alles door? Terwijl ons leven zo verandert is? Hoe moet ik nu doorgaan? Ik weet het niet, ik wil het ook eigenlijk niet. Maar ik heb geen keus. Ik moet wel.
We blijven problemen ondervinden met je sonde. Het loopt niet lekker, we moeten de voeding veel langzamer laten inlopen, je lijkt vol te zitten. Het voelt niet goed. Zo ook vanavond. Je broer ligt net tevreden te slapen. En wij zitten uitgeblust met koffie op de bank. We hebben jouw aangesloten op de laatste voeding en je ligt in je bed. De voeding loopt nog maar net door en je moet ontzettend spugen. Je raakt overstuur en in paniek. Ik ook. Snel stoppen we de voeding. Je sonde voeding slang spuug je er mee uit. Deze zien we in je mond zitten, dit is niet goed. Gauw trekken we hem er via je neus uit. Jij overstuur, ik in paniek. Het is fijn thuis, maar al die ‘extra’ dingen hadden we niet voorzien.
Het informatie mapje van de kinderthuiszorg ligt klaar, al huilend bel ik op. Ik begin wat te ratelen en de verpleegkundige geeft aan dat ze naar ons toe komt. Ze is er snel. Eerst kletsen over alles wat er is gebeurt. Ze neemt de tijd. Ook nu zitten mijn tranen hoog. Het is fijn dat ze er is. Met elkaar plaatsen we de sonde terug. Ook dit is geen pretje. We hebben geen keus, ’t moet.
Zo verloopt de eerste week, veel aanloop. Veel zorgen. Ze hebben ons in het ziekenhuis gewaarschuwd. Pas op het kan thuis goed tegen vallen. Dit kon ik vanuit het ziekenhuis nog niet goed overzien. Wij wilden maar een ding, naar huis.
En dat is ook echt heel erg fijn! Maar er zit zeker ook een andere kant aan. Ons huis is een grote inloop geworden. Met veel mensen die overal bij moeten, van de badkamer tot aan de keuken. Er is weinig ruimte voor onszelf. Maar dat geeft niet, we zijn thuis.
Thuis is ook confronterend. Veel speelgoed waar jij altijd mee speelde staat er gewoon nog. Maar het is moeilijk om de poppenwagen waar jij altijd achter liep te zien staan in de woonkamer. Het keukentje waar je mee speelde, kan je nu niets mee. Veel speelgoed laat ons inzien wat jij nu niet meer kan.
Het is fijn thuis en tegelijkertijd een bevestiging dat jij zoveel hebt in moeten leveren. Dat niets meer gewoon is. We zien lichamelijk kleine beetjes vooruitgang. Je beweegt je been steeds beter. En langzaamaan ook je arm. Op dit moment geloven wij nog dat als je ‘gewoon’ je rechterkant weer kan gebruiken, dat alles dan wel weer goed komt. Daar heb jij tijd voor nodig, maar wij geloven in je.
Inmiddels hebben we contact met een letsel schade jurist, hij gaat ons bijstaan in dit hele proces. We hebben gemerkt dat er ontzettend veel op ons af komt en wij zelf niet weten wat we moeten doen, op aanraden van een collega hebben we met hem afgesproken. Tijdens dit gesprek praten we over ons leven voor het ongeluk, het ongeluk zelf en de periode daarna. Deze man is bereid om ons te helpen en zal voortaan veel met ons samenwerken.
Na een week thuis gaat je vader weer aan het werk, we proberen de draad weer op te pakken. Dat moet ook wel, het leven gaat door. Het is goed dat hij gaat werken, tevens vind ik het vreselijk. Vanaf nu ben ik dan echt alleen met je. En het betekent hulp vragen aan anderen. We kunnen niet zo maar met je weg. We zijn hele dagen thuis. Sven moet naar school, maar ik kan niet bij jouw weg. Gelukkig zijn er veel mensen om ons heen die op welke wijze dan ook graag willen helpen, maar ik vind dit echt heel moeilijk. Hulp inroepen is echt niet mijn sterkste punt, maar ook nu heb ik geen keus. Zo word Sven elke dag opgehaald en thuis gebracht voor school. De boodschappen worden door vrienden gedaan en bij ons thuis gebracht. We krijgen veel maaltijden aan huis geleverd door familie en vrienden. Het is bijzonder om te zien dat er zo veel lieve mensen zijn die ons op zoveel verschillende manieren willen helpen.